Maandag 20 april 2020.
Het is een gewone dag.
Een doodgewone dag.
Vanochtend ben ik gewoon weer in de sneltrein gestapt.
Achter de laptop.
De planning in mijn digitale agenda bij de hand.
Headset op.
Smartphone rechts naast me, op trilstand.
Schrijfblok en pen, een beetje ouderwets, aan de
linkerkant.
Een gewone, doordeweekse werkdag.
De trein dendert door.
Kedengt over het spoor.
Het ritme monotoon.
Doodgewoon.
De trein is voller dan gisteren.
Overvol.
Ik stoor me er niet aan.
Gewone geluiden verstommen door mijn koptelefoon.
Elke zitplaats is bezet.
In de gangpaden stapelt het werk zich op.
Ik moet verdergaan.
De drang naar een voltooide dag doet de ramen beslaan.
Ik ben van de buitenwereld afgesloten.
Gewoon net als gisteren.
En morgen.
Onwerkelijk snerpende herrie.
Werpt mij voorover in mijn stoel.
Het is niet een geluid dat ik hoor, het is een gevoel.
IJzer op staal, door merg en been.
Binnen luttele seconden staat mijn leven stil.
Ik droom gewoon of beleef een film.
Nachtmerrie.
Het zwarte beeldscherm staart me aan.
Paniek en chaos in mijn brein.
Ik moet naar het doel van mijn bestaan.
In de dagelijks denderende trein.
Ik dwing mezelf uit te stappen.
De leegte in.
Zwerf doelloos op het perron.
Is dit dan het eindstation?
Heeft het leven nog wel zin?
Op een bankje snuif ik de ruimte.
Een pimpelmeesje kijkt, kopje scheef.
Geen vuiltje aan de lucht, geen spoor.
Enkel rust en stilte in mijn brein.
Ik wacht geduldig af en leef.
Ik neem later gewoon de stoptrein.
Het was een gewone dag.
Een doodgewone maandag.
© John Koster, Groningen, 2020. Inzending Groninger Archieven.
Een gewone dag, doodgewone maandag, maar toch niet helemaal.
BeantwoordenVerwijderenMooi verwoord.