Papagoose
Over mij
- Papagoose
- Groningen, Netherlands
- Ik ben John Koster. Geboren in 1960 in Canada. In 1965 naar Nederland verhuisd. Getrouwd, 3 kinderen (zoon 1997, 2 dochters 2003). Eind 2009 begonnen met schrijven. Alle bijdragen op deze weblog zijn door mij, onder eigen naam of Papagoose, geschreven, tenzij uitdrukkelijk door mij anders vermeld. Mijn profielfoto is een afbeelding van een grote Canadese gans en is gemaakt door Andreas Trepte www.photo-natur.de bron: Wikipedia.
donderdag 16 februari 2023
donderdag 10 februari 2022
vrijdag 24 december 2021
Recht
We denken recht te hebben op niet ziek worden
Recht te hebben op 120 jaar worden
Op werkende medicijnen
Op vaccins
Recht te hebben op een eigen mening
Recht van spreken
We denken recht te hebben op welvaart
Een gemakkelijk en aangenaam leven
Recht te hebben op een wintersportvakantie
Op fijne Kerstdagen
We denken recht te hebben op aandacht
Ik heb recht
Vanaf mijn geboorte
Op mijn manier van omgaan met ziekte
Ik heb recht op een waardig einde
Recht op waardig sterven
Daar heb ik recht op
Omdat ik geboren ben
vrijdag 18 september 2020
maandag 4 mei 2020
Doodgewoon
Maandag 20 april 2020.
Het is een gewone dag.
Een doodgewone dag.
Vanochtend ben ik gewoon weer in de sneltrein gestapt.
Achter de laptop.
De planning in mijn digitale agenda bij de hand.
Headset op.
Smartphone rechts naast me, op trilstand.
Schrijfblok en pen, een beetje ouderwets, aan de
linkerkant.
Een gewone, doordeweekse werkdag.
De trein dendert door.
Kedengt over het spoor.
Het ritme monotoon.
Doodgewoon.
De trein is voller dan gisteren.
Overvol.
Ik stoor me er niet aan.
Gewone geluiden verstommen door mijn koptelefoon.
Elke zitplaats is bezet.
In de gangpaden stapelt het werk zich op.
Ik moet verdergaan.
De drang naar een voltooide dag doet de ramen beslaan.
Ik ben van de buitenwereld afgesloten.
Gewoon net als gisteren.
En morgen.
Onwerkelijk snerpende herrie.
Werpt mij voorover in mijn stoel.
Het is niet een geluid dat ik hoor, het is een gevoel.
IJzer op staal, door merg en been.
Binnen luttele seconden staat mijn leven stil.
Ik droom gewoon of beleef een film.
Nachtmerrie.
Het zwarte beeldscherm staart me aan.
Paniek en chaos in mijn brein.
Ik moet naar het doel van mijn bestaan.
In de dagelijks denderende trein.
Ik dwing mezelf uit te stappen.
De leegte in.
Zwerf doelloos op het perron.
Is dit dan het eindstation?
Heeft het leven nog wel zin?
Op een bankje snuif ik de ruimte.
Een pimpelmeesje kijkt, kopje scheef.
Geen vuiltje aan de lucht, geen spoor.
Enkel rust en stilte in mijn brein.
Ik wacht geduldig af en leef.
Ik neem later gewoon de stoptrein.
Het was een gewone dag.
Een doodgewone maandag.
© John Koster, Groningen, 2020. Inzending Groninger Archieven.
donderdag 14 maart 2019
De Zwarte Panters
Goedbedoelde
adviezen op het werk
Vijf jongens van een jaar of elf rennen door de brede brandgang achter de Gratamastraat. Linksaf de scherpe bocht om, dan rechts de volgende gang door. Rijen schuurtjes van witte en bruinrode baksteen met afgebladderde deuren aan weerskanten. Op de vlucht of onderweg naar een nieuwe opdracht? In de verte blaft een hond. Ze praten niet, weten precies wat van ze verwacht wordt. Dit is hun territorium, hun Camelot.
Ze stoppen bij een van de
schuurtjes. De grootste van de vijf jongens gaat met zijn rug tegen de muur
staan, zakt iets door de knieën en houdt zijn handen met ineengevouwen vingers
voor zijn onderbuik. Hij geeft de overige vier jongens een pootje, draait zich
om, springt en trekt zich met een krachtige beweging op het dak van het
schuurtje. Ze rennen over de daken verder, springen zonder enige aarzeling over
een nauwe brandgang, laten zich zakken en verlaten het doolhof aan de Korrewegzijde.
Ze grijpen hun fietsen
die ze een uur geleden in de heg langs een voortuintje hadden gesmeten. Ze
fietsen richting de Korrewegbrug, langs de kerk boven de Hamburgervijver. Aan
de overkant, in de Star Numanstraat, zien ze hun school. Voor de brug slaan ze
linksaf.
Voorovergebogen over hun
stuur, staande op de pedalen, raggen ze over het smalle fietspad. Losgetrapte
asfaltsteentjes spatten alle kanten op. Soms bonken ze door een gat, dan weer
springen ze soepel over een boomwortel. Door de dichte struiken en de
eeuwenoude bomen is het donker, maar dit deert de jongens niet. Ze kennen de
weg. Waarom die haast? Zijn ze op de vlucht of zijn ze onderweg naar een nieuwe
opdracht?
Rechts voor hen uit, in
het Van Starkenborghkanaal dat evenwijdig loopt aan het fietspad, vaart een
zwaarbeladen binnenschip. De boeggolven klotsen over de gangpaden. Dit is hun
geluk. Net op tijd halen de jongens het schip in. Hijgend van de inspanning
zetten ze hun fietsen tegen een dikke boom. De grootste van de vijf springt
over de smalle sloot, die de Eeuwige Jachtvelden afschermt van het fietspad. De
anderen volgen. Een jongen zakt tot zijn enkels in de zwarte, stinkende modder.
Het deert hem niet. Ze moeten verder.
Tijgerend over het
terrein sluipen ze van de ene honderd jaar oude steen naar de volgende. Ze
verschuilen zich voor een onzichtbare vijand. Een enkele steen staat scheef weggezakt
in het hoge gras. De letters zijn onleesbaar geworden. Groen mos op het
graniet. Er is geen leven, het enige dat ze horen is een hamerende specht ergens
hoog in een boom.
Ze wachten op de volgende
trein. Die moet eerst gepasseerd zijn, voordat ze binnen in de dikke betonnen
pijlers als in een schoorsteen naar boven kunnen klimmen. Een kwartier later
schuifelen ze over de stalen constructie naar het midden van de spoorbrug. Ze
wachten op elkaar, willen samen deze laatste opdracht doen. Hun tenen steken
over de rand. De grootste jongen geeft een teken. Met opgeheven armen storten
ze zich in de diepte. Hoestend en proestend komen ze boven. Ze zwemmen naar de
kant.
Zij zijn de Zwarte
Panters.
Voorovergebogen over zijn
stuur zwoegt hij in de vierde versnelling tegen de wind en regen in. Vandaag is
de Peizerweg langer dan anders. Hij ontwijkt de gaten en de boomwortels in het
fietspad. Hij fietst dwars door de grote plassen. Alleen zijn voeten worden
nat. Hij heeft maatregelen getroffen. Een oude man haalt hem gemakkelijk in. Vroeger
zou hij dat niet gepikt hebben, maar tegen de e-bikes kan hij niet op.
Op de drie onderste
treden van de trap staat please, watch,
your step. In zijn linkerhand draagt hij zijn laptoptas, in zijn
rechterhand zijn toegangspasje. Hij heeft zijn regenjas halfopen geritst. Het regenwater
loopt in straaltjes van zijn kleding. Bovenaan de trap heeft hij 1,8 calorieën
verbrand. Hij glimlacht. Hij weet wel beter. Bij de reling langs de galerij staat
hij even stil. Hij kijkt om zich heen en dan naar beneden. Onopvallend steekt
hij zijn tenen over de rand. Hij sluit zijn ogen, in gedachten heft hij beide
armen op en stort zich in de diepte.
Hij blijft een Zwarte Panter.
vrijdag 15 februari 2019
Zeester
Het zand kriebelt tussen
mijn nappen. De zon schijnt lekker fel op mijn huid. Af en toe komt er verkoeling
door de wind en de schuimende uitlopers van de rollende golven. Een aangename
verandering. Ik voel een transformatie in mijn lijf. Te lang heb ik afgewacht.
Te lang heb ik elke dag hetzelfde gedaan. Nu is het tijd, het juiste moment. Ik
ben niet de enige. Om mij heen liggen tientallen familieleden en vrienden.
Samen staan we sterk en kunnen we de verandering, deze stap in de evolutie van
onze soort, gestalte geven.
‘Op een dag liep een
filosoof over het strand toen hij een figuur zag die in de verte leek te
dansen. Toen hij dichterbij kwam, zag hij dat het een jongeman was die iets
opraapte en voorzichtig in de zee gooide. Hij liep naar de man toe en vroeg:
"Wat ben je aan het doen?" De jongeman zei: "Ik gooi zeesterren
terug in de zee. De zon schijnt al en het wordt eb. Als ik ze niet teruggooi,
gaan ze dood."
"Maar jongeman,"
zei de filosoof, "besef je wel dat er kilometers en kilometers strand is
vol met zeesterren? Dus die paar die jij teruggooit maken echt geen
verschil!"
Nadat hij beleefd had
geluisterd, raapte de jongeman er nog een op en gooide de zeester in de
branding. Hij glimlachte naar de filosoof en zei: "Voor deze heb ik een
verschil gemaakt".’
Naar: “The Star Thrower”
van Loren Eiseley
Hé, wat gebeurt er? Ik
hoor angstige kreten van soortgenoten om mij heen. Paniek maakt zich van ons
meester. Plotseling verdwijnt het zand onder mijn armen en zweef ik hoog in de
lucht. Na een paar tellen raak ik hard het wateroppervlak. Mijn gevoelige
nappen doen pijn. Ik zak naar de bodem en blijf verward liggen. Ik ben terug in
zee.
***
Het verhaal van de
zeester van Loren Eiseley kom ik de laatste tijd regelmatig tegen op het
internet. Het wordt als voorbeeld gebruikt om aan te tonen dat het mogelijk is
om als individu het verschil te maken. Het zette mij aan het denken. In eerste
instantie dacht ik: Ja, die jongeman maakt inderdaad het verschil door een paar
zeesterren terug in zee te gooien.
Maar wat nu als ik die ene
zeester ben die zojuist heeft besloten een verandering te willen doormaken, mijn
droom te willen leven? En dat ik daarvoor de zee wil verlaten en op het strand
wil liggen? De jongeman in het verhaal heeft mij niet gevraagd waarom ik op het
strand lig. Hij gaat ervan uit dat ik graag terug in zee wil. Hij denkt een
goede daad te verrichten, maar hij bereikt het tegenovergestelde.
Ik moet opnieuw
beginnen.
***
Ik bevat nauwelijks wat
me is overkomen. Ik voel me teruggeworpen, niet begrepen. Voorzichtig betast ik
mijn lichaam. Alles zit er nog aan. Ik wil me niet laten ontmoedigen. Ik heb A
gezegd en nu is het tijd om B te zeggen. Ik maak me los van de bodem. De
stroming voert mij geleidelijk terug naar het strand.
Twee golven vooruit, één
achteruit en weer twee vooruit.
Eén achteruit, twee vooruit.
Abonneren op:
Posts (Atom)