Onderweg naar onze vakantiebestemming in Zweden kwamen we op een parkeerplaats ergens in Denemarken een man tegen met een bord om zijn nek. Op dit bord stond in duidelijke letters geschreven:
Kein Mensch
ist illegal!
Deze man was een kleurrijk figuur. Kleurrijk in de letterlijke zin. Hij deed me aan Pippi Langkous denken. “Hij ziet er uit als een dakloze”, was mijn eerste gedachte.
De tekst op het bord om zijn nek blijft me bij. Ik moet er steeds aan denken. Natuurlijk heeft hij gelijk. Zijn krachtige oneliner verwoordt precies het knagende gevoel dat ik soms krijg als ik de televisie aanzet of de krant opensla.
In Nederland praten we in de politiek en de media heel gemakkelijk over illegalen, maar ook over zwarte en witte scholen, allochtonen en autochtonen. Wat we eigenlijk bedoelen, tenminste dat hoop ik, als we het hebben over illegalen is: “illegaal in Nederland verblijvende mensen”. Je zou kunnen zeggen dat dit gemakzucht is of een vorm van taalverloedering, maar ik vrees dat het dieper gaat. Het is een verregaande vorm van disrespect, het wij- en zijgevoel. Jij mag hier niet zijn. Dit is ons land.
Je verblijft niet alleen illegaal in Nederland. Nee, jij bent illegaal.
Ik moet denken aan een liedje van Bert en Ernie.
Volgens mij heet het “Het Alfabet” of “ABC”. Hoe dan ook, bij de letter P zingt Ernie: “De P is van Poep”. Bert zegt dan dat dit een vies woord is. De reactie van Ernie is onvergetelijk: “Hoe kan een woord nou vies zijn, Bert?”
Bert is overdonderd en heeft geen antwoord. Fantastisch toch? Als je hier langer over nadenkt dan voel je dat het klopt.
Een gezin in mijn directe omgeving gaat vaak met vakantie naar een christelijke camping. Hoe kan een camping nou christelijk zijn?
En nu hoor ik Ernie al vragen: “Hoe kan een mens nou illegaal zijn, Bert?”
En gelukkig heeft Bert hier geen antwoord op.
Kein Mensch
ist illegal!
Deze man was een kleurrijk figuur. Kleurrijk in de letterlijke zin. Hij deed me aan Pippi Langkous denken. “Hij ziet er uit als een dakloze”, was mijn eerste gedachte.
De tekst op het bord om zijn nek blijft me bij. Ik moet er steeds aan denken. Natuurlijk heeft hij gelijk. Zijn krachtige oneliner verwoordt precies het knagende gevoel dat ik soms krijg als ik de televisie aanzet of de krant opensla.
In Nederland praten we in de politiek en de media heel gemakkelijk over illegalen, maar ook over zwarte en witte scholen, allochtonen en autochtonen. Wat we eigenlijk bedoelen, tenminste dat hoop ik, als we het hebben over illegalen is: “illegaal in Nederland verblijvende mensen”. Je zou kunnen zeggen dat dit gemakzucht is of een vorm van taalverloedering, maar ik vrees dat het dieper gaat. Het is een verregaande vorm van disrespect, het wij- en zijgevoel. Jij mag hier niet zijn. Dit is ons land.
Je verblijft niet alleen illegaal in Nederland. Nee, jij bent illegaal.
Ik moet denken aan een liedje van Bert en Ernie.
Volgens mij heet het “Het Alfabet” of “ABC”. Hoe dan ook, bij de letter P zingt Ernie: “De P is van Poep”. Bert zegt dan dat dit een vies woord is. De reactie van Ernie is onvergetelijk: “Hoe kan een woord nou vies zijn, Bert?”
Bert is overdonderd en heeft geen antwoord. Fantastisch toch? Als je hier langer over nadenkt dan voel je dat het klopt.
Een gezin in mijn directe omgeving gaat vaak met vakantie naar een christelijke camping. Hoe kan een camping nou christelijk zijn?
En nu hoor ik Ernie al vragen: “Hoe kan een mens nou illegaal zijn, Bert?”
En gelukkig heeft Bert hier geen antwoord op.
fantasties pap
BeantwoordenVerwijderenseb
Ik ben het helemaal met Seb eens. Je hebt er een fan bij.
BeantwoordenVerwijderenGroet uit Vlaanderen.
Een vijftigplus Nederbelg.
Eens! En me uit het hart gegrepen.
BeantwoordenVerwijderen