Over mij

Mijn foto
Groningen, Netherlands
Ik ben John Koster. Geboren in 1960 in Canada. In 1965 naar Nederland verhuisd. Getrouwd, 3 kinderen (zoon 1997, 2 dochters 2003). Eind 2009 begonnen met schrijven. Alle bijdragen op deze weblog zijn door mij, onder eigen naam of Papagoose, geschreven, tenzij uitdrukkelijk door mij anders vermeld. Mijn profielfoto is een afbeelding van een grote Canadese gans en is gemaakt door Andreas Trepte www.photo-natur.de bron: Wikipedia.

donderdag 14 maart 2019

De Zwarte Panters

Goedbedoelde adviezen op het werk


Vijf jongens van een jaar of elf rennen door de brede brandgang achter de Gratamastraat. Linksaf de scherpe bocht om, dan rechts de volgende gang door. Rijen schuurtjes van witte en bruinrode baksteen met afgebladderde deuren aan weerskanten. Op de vlucht of onderweg naar een nieuwe opdracht? In de verte blaft een hond. Ze praten niet, weten precies wat van ze verwacht wordt. Dit is hun territorium, hun Camelot.

Ze stoppen bij een van de schuurtjes. De grootste van de vijf jongens gaat met zijn rug tegen de muur staan, zakt iets door de knieën en houdt zijn handen met ineengevouwen vingers voor zijn onderbuik. Hij geeft de overige vier jongens een pootje, draait zich om, springt en trekt zich met een krachtige beweging op het dak van het schuurtje. Ze rennen over de daken verder, springen zonder enige aarzeling over een nauwe brandgang, laten zich zakken en verlaten het doolhof aan de Korrewegzijde.

Ze grijpen hun fietsen die ze een uur geleden in de heg langs een voortuintje hadden gesmeten. Ze fietsen richting de Korrewegbrug, langs de kerk boven de Hamburgervijver. Aan de overkant, in de Star Numanstraat, zien ze hun school. Voor de brug slaan ze linksaf.

Voorovergebogen over hun stuur, staande op de pedalen, raggen ze over het smalle fietspad. Losgetrapte asfaltsteentjes spatten alle kanten op. Soms bonken ze door een gat, dan weer springen ze soepel over een boomwortel. Door de dichte struiken en de eeuwenoude bomen is het donker, maar dit deert de jongens niet. Ze kennen de weg. Waarom die haast? Zijn ze op de vlucht of zijn ze onderweg naar een nieuwe opdracht?

Rechts voor hen uit, in het Van Starkenborghkanaal dat evenwijdig loopt aan het fietspad, vaart een zwaarbeladen binnenschip. De boeggolven klotsen over de gangpaden. Dit is hun geluk. Net op tijd halen de jongens het schip in. Hijgend van de inspanning zetten ze hun fietsen tegen een dikke boom. De grootste van de vijf springt over de smalle sloot, die de Eeuwige Jachtvelden afschermt van het fietspad. De anderen volgen. Een jongen zakt tot zijn enkels in de zwarte, stinkende modder. Het deert hem niet. Ze moeten verder.

Tijgerend over het terrein sluipen ze van de ene honderd jaar oude steen naar de volgende. Ze verschuilen zich voor een onzichtbare vijand. Een enkele steen staat scheef weggezakt in het hoge gras. De letters zijn onleesbaar geworden. Groen mos op het graniet. Er is geen leven, het enige dat ze horen is een hamerende specht ergens hoog in een boom.

Ze wachten op de volgende trein. Die moet eerst gepasseerd zijn, voordat ze binnen in de dikke betonnen pijlers als in een schoorsteen naar boven kunnen klimmen. Een kwartier later schuifelen ze over de stalen constructie naar het midden van de spoorbrug. Ze wachten op elkaar, willen samen deze laatste opdracht doen. Hun tenen steken over de rand. De grootste jongen geeft een teken. Met opgeheven armen storten ze zich in de diepte. Hoestend en proestend komen ze boven. Ze zwemmen naar de kant.

Zij zijn de Zwarte Panters.

Voorovergebogen over zijn stuur zwoegt hij in de vierde versnelling tegen de wind en regen in. Vandaag is de Peizerweg langer dan anders. Hij ontwijkt de gaten en de boomwortels in het fietspad. Hij fietst dwars door de grote plassen. Alleen zijn voeten worden nat. Hij heeft maatregelen getroffen. Een oude man haalt hem gemakkelijk in. Vroeger zou hij dat niet gepikt hebben, maar tegen de e-bikes kan hij niet op.

Op de drie onderste treden van de trap staat please, watch, your step. In zijn linkerhand draagt hij zijn laptoptas, in zijn rechterhand zijn toegangspasje. Hij heeft zijn regenjas halfopen geritst. Het regenwater loopt in straaltjes van zijn kleding. Bovenaan de trap heeft hij 1,8 calorieën verbrand. Hij glimlacht. Hij weet wel beter. Bij de reling langs de galerij staat hij even stil. Hij kijkt om zich heen en dan naar beneden. Onopvallend steekt hij zijn tenen over de rand. Hij sluit zijn ogen, in gedachten heft hij beide armen op en stort zich in de diepte.

Hij blijft een Zwarte Panter.