Over mij

Mijn foto
Groningen, Netherlands
Ik ben John Koster. Geboren in 1960 in Canada. In 1965 naar Nederland verhuisd. Getrouwd, 3 kinderen (zoon 1997, 2 dochters 2003). Eind 2009 begonnen met schrijven. Alle bijdragen op deze weblog zijn door mij, onder eigen naam of Papagoose, geschreven, tenzij uitdrukkelijk door mij anders vermeld. Mijn profielfoto is een afbeelding van een grote Canadese gans en is gemaakt door Andreas Trepte www.photo-natur.de bron: Wikipedia.

vrijdag 27 januari 2012

Ierland (3): Doolin


We kiezen ervoor om de Cliffs of Moher links te laten liggen. Ons doel is om langs de westkust naar het noorden te fietsen naar Connemara in county Galway en misschien wel zo ver als county Mayo. Het is afwachten of dat haalbaar is in twee weken. Verder uitgewerkt zijn de plannen niet. Overnachten doen we op de bonnefooi op campings, in B&B’s of jeugdherbergen.

Na een lange fietsdag bereiken we Doolin, een prachtig plaatsje aan de kust. We zetten ons kleine koepeltentje op tussen de belachelijk grote caravans en campers op een veld omringd door de traditioneel gestapelde Ierse muurtjes. Gelukkig zijn er meer trekkerstenten. Een eenvoudig toiletgebouw maakt camping Doolin compleet. Om nog enige beschutting te hebben tegen de altijd aanwezige wind, zetten we onze tent zo dicht mogelijk bij het muurtje. Het uitzicht is overweldigend. Links in de verte zien we de Cliffs of Moher, we hebben wel een beetje spijt dat we daar niet langs gefietst zijn, en recht voor ons in de Atlantische Oceaan liggen de Aran Islands. We besluiten hier een aantal dagen te blijven en de omgeving met dagtochtjes op de fiets te verkennen.

’s Avonds lopen we vanaf de camping een paar honderd meter naar het dorpje om iets te eten. We hebben geen idee of er restaurants zijn. Een pub is er natuurlijk altijd. Misschien wel meer dan één. We hebben gehoord dat je in hotel Doolin kunt eten, een huiskamerrestaurant, en deze is snel gevonden. Hotel is een groot woord. Het is meer een pension, maar het ziet er knus uit.

Wij zijn de eerste gasten. Moeder laat ons binnen en begeleidt ons naar de huiskamer. Een stuk of vijf kleine tafeltjes met plastic zeiltjes en houten stoelen vormen het restaurant. Op de grond onder het raam staat een eenvoudige cassettespeler. Gelukkig zijn er inmiddels meer mensen binnengekomen. Vader en moeder doen samen de bediening. De dochter van een jaar of twaalf komt elk half uur de kamer in en draait het bandje om, zodat we twee uur lang naar dezelfde Ierse muziek zitten te luisteren. Waarschijnlijk zijn we er die avond mee besmet geraakt.

Na de goede maaltijd zakken we af naar Gus O’Connor’s pub, die we op weg naar hotel Doolin al hadden gezien. De uithangborden lachen ons, mij in ieder geval, toe. Guinness, Murphy’s en Heineken. De combinatie van Guinness en Jameson Irish Whiskey is fantastisch, maar na 120 kilometer fietsen en lekker eten krijg ik er zware benen en een licht hoofd van. De pub in Doolin is vermaard om de muziek die er wordt gespeeld. Het is dan ook afgeladen vol. Gitaren, harpen, fiedels, flutes en pipes. Iedereen die maar een beetje kan spelen wordt van harte uitgenodigd mee te doen. Er is geen vast repertoire. Dit maakt het beregezellig. Het is laat, of eerder vroeg, als we in het donker snel ons tentje gevonden hebben.

woensdag 25 januari 2012

Ierland (2): Frank en Vrij


Ierland is een fantastisch fietsland. De eerste dagen na het verlaten van vliegveld Shannon lijkt het landschap veel op Texel. Niet spectaculair, wel mooi en rustig. Naarmate we verder naar het westen en noorden rijden wordt het ruiger en stiller.

We zijn al gewend aan het klimaat. Tussen de vijftien en twintig graden is normaal in de zomer en het regent veel. Geen wonder dat het land prachtig groen is, in duizend schakeringen. Trokken we in het begin bij iedere dreiging onze regenpakken nog aan, nu stoppen we even. We zoeken de beschutting bij een bosje of een muurtje langs de weg en laten de bui voorbijgaan. Meestal is het na tien minuten weer droog. Of we fietsen gewoon door en nemen het nat worden op de koop toe. Onze kleding droogt snel.

Een aantal keren zijn we onderweg geconfronteerd met blaffende honden bij boerderijen. Gelukkig blijft het bij blaffen. Ze zijn goed opgevoed en komen het erf niet af, ook al zijn er geen hekken. Johanna houdt er niet van. Ik zeg dat ze beter voorop kan gaan fietsen, omdat honden, als ze dan toch achter je aan komen altijd de achterste pakken.

De volgende boerderij lijken we zonder blaffen voorbij te komen, totdat uit het niets twee joekels van honden aanslaan. We schrikken ons wezenloos, vooral omdat we de beesten niet hadden gezien. We fietsen snel door, niets aan de hand. We zijn nauwelijks van de schrik bekomen als een klein, wit keffertje met een grote sprong over het muurtje achter ons aankomt. We zetten het op een fietsen, maar we raken het beest niet kwijt omdat we heuvelop moeten. Kilometerslang blaft het mormel achter ons aan, ondertussen happend naar mijn trappers en mijn kuiten. Nog even volhouden. We zijn bijna boven en als we dan heuvelaf kunnen, dan zal het hondje ons niet meer bij kunnen houden, hopen we.

Het kan niet waar zijn. In de verte, op de top, staan drie honden midden op de weg. Drie verschillende rassen en afmetingen. Ze staan ons op te wachten. Wat moeten we nu? We moeten doorfietsen, teruggaan is geen optie. De beesten gewoon negeren en hopen op hun medelijden. Het tafereel is een scène uit een bekende Disneyfilm. We zijn de honden tot op twintig meter genaderd. We zetten ons schrap voor de aanval met bloedige afloop.

Met dichtgeknepen ogen fietsen we snel door. En dan gebeurt het onvermijdelijke. We horen de drie honden op ons afkomen, luid blaffend. Maar het geluid neemt in volume af en wij leven nog. We openen voorzichtig de ogen. We kijken achterom en zien en horen de drie honden het witte keffertje opjagen tot aan de boerderij waar het vandaan kwam.

Met knikkende knieën vervolgen we onze weg. We danken de grijze hemel. Engelen komen in verschillende gedaanten.

maandag 16 januari 2012

Tas gestolen

Met de bus kan ik nog het Centraal Station van Utrecht bereiken. Al doen we er wel bijna een uur over. In de grote hal is het druk. Zo druk heb ik het nog nooit gezien. Honderden mensen kijken gespannen naar het grote blauwe bord met treintijden. Een aantal stoptreinen vertrekt met grote vertraging. Sneltreinen rijden niet meer. Mensen praten met elkaar, vragen om hulp of informatie. Bij de zuil met telefoons in het midden van de hal staan vier rijen mensen te wachten om naar huis te kunnen bellen of alternatief vervoer te regelen.

Op verschillende plekken rond Utrecht zijn takken of hele bomen op het spoor gewaaid. Het treinverkeer ligt plat. Overal staan kilometerslange files.

Ik zie dat thuiskomen met de trein er niet meer inzit vandaag en besluit achter in de rij voor de telefoons aan te sluiten. Toch maar Johanna laten weten dat het iets later wordt. Misschien kom ik helemaal niet thuis. Nou ja, het is vervelend, maar spannend ook wel.

Het is half twaalf en eindelijk kan ik naar huis bellen. Johanna is wel enigszins ongerust, maar ze heeft ook wel gezien wat er in het land aan de hand is. Ik loop doelloos door de hal. Afwachten wat er gaat gebeuren. Er gebeurt niets en toch heel veel. Een grote groep mensen dromt samen voor twee lange tafels met enorme pannen met erwtensoep en bakken met broodjes. Een aantal mensen van het Leger des Heils schept plastic kommen vol soep en deelt broodjes uit. Urenlang. Hoe zij dit zo snel georganiseerd krijgen is me een raadsel. Er is dankbaarheid alom. De mensheid is zo slecht nog niet.

Om één uur ’s nachts wordt omgeroepen dat er in de Beatrixhal van het Jaarbeurscomplex bedden zijn neergezet voor de mensen die niet weg kunnen komen uit Utrecht. Het leger is ingezet om de veldbedden te regelen. In de hal staan werkelijk honderden bedden met dekens klaar, met naast elk bed een stoel. Goed gedaan.

Ik hang mijn jas over de stoel en zet mijn tas op de grond naast me neer. Ik ga liggen, maar kan, ondanks dat ik best moe ben, de slaap niet vatten. Om half zes schrik ik wakker en het duurt even voor ik me realiseer waar ik ben. Ik moet toch tegen half vier weggedommeld zijn. Ik sta op, trek mijn jas aan en wil mijn tas pakken. Shit, weg. Ik kan het niet geloven. En uit de binnenzak van mijn jas is ook mijn portemonnee weg.

Wat een klotendag, wat een klotenvolk.

http://www.knmi.nl/cms/content/75142/twintig_jaar_geleden_zwaarste_storm

maandag 9 januari 2012

Ellendige avonturen

Onze zoon van 14 kwam onlangs thuis van school met een mooi verhaal. Eén van de docenten had de leerlingen van de derde klas een filmpje laten zien. Wat als computers en games eerder waren uitgevonden dan de boekdrukkunst? Dan hadden ouders van pubers zich druk gemaakt over het aantal uren dat de jeugd zich met een dik boek vol met stoffige grijze letters afzondert in een hoekje van de kamer. Telkens hadden ze moeten aandringen op het spelen van computerspellen in plaats van te gaan zitten lezen. Het gamen is socialer omdat je met en tegen elkaar speelt, contacten hebt over de hele wereld, spelenderwijs meerdere talen leert spreken en interactief je fijne motoriek en je hersenen traint.

Als wij weer eens naar boven schreeuwen dat hij nu eindelijk eens achter de pc vandaan moet komen, omdat hij anders vierkante ogen krijgt, weten we al wat zijn teruggeschreeuwde antwoord zal zijn:
“Wat als het gamen eerder was uitgevonden dan de boekdrukkunst?”

Wij koesteren de traditie om elke avond voor het slapen onze kinderen voor te lezen. Dit hebben we jaren gedaan voor onze zoon en dat doen we nu voor onze dochters. Als het voorlezen een keer niet lukt omdat het te laat is bijvoorbeeld, dan moet je de beteuterde gezichtjes eens zien.

Na halverwege het derde boek van Harry Potter, het kijken van de films heeft het lezen ingehaald en dan zijn de boeken niet meer interessant, lezen we nu over de Baudelaire-wezen en graaf Olaf in één van de boeken van Lemony Snicket.

Bij het avondeten komt het boek ter sprake en discussiëren we over blauw bloed, de adel en de bijbehorende titels. Op mijn vraag of ze weten wat een graaf is, antwoordt Lot:
“Ja, dat weet ik. Dat is iemand die foto’s maakt.”