Goedbedoelde
adviezen op het werk
Vijf jongens van een jaar of elf rennen door de brede brandgang achter de Gratamastraat. Linksaf de scherpe bocht om, dan rechts de volgende gang door. Rijen schuurtjes van witte en bruinrode baksteen met afgebladderde deuren aan weerskanten. Op de vlucht of onderweg naar een nieuwe opdracht? In de verte blaft een hond. Ze praten niet, weten precies wat van ze verwacht wordt. Dit is hun territorium, hun Camelot.
Ze stoppen bij een van de
schuurtjes. De grootste van de vijf jongens gaat met zijn rug tegen de muur
staan, zakt iets door de knieën en houdt zijn handen met ineengevouwen vingers
voor zijn onderbuik. Hij geeft de overige vier jongens een pootje, draait zich
om, springt en trekt zich met een krachtige beweging op het dak van het
schuurtje. Ze rennen over de daken verder, springen zonder enige aarzeling over
een nauwe brandgang, laten zich zakken en verlaten het doolhof aan de Korrewegzijde.
Ze grijpen hun fietsen
die ze een uur geleden in de heg langs een voortuintje hadden gesmeten. Ze
fietsen richting de Korrewegbrug, langs de kerk boven de Hamburgervijver. Aan
de overkant, in de Star Numanstraat, zien ze hun school. Voor de brug slaan ze
linksaf.
Voorovergebogen over hun
stuur, staande op de pedalen, raggen ze over het smalle fietspad. Losgetrapte
asfaltsteentjes spatten alle kanten op. Soms bonken ze door een gat, dan weer
springen ze soepel over een boomwortel. Door de dichte struiken en de
eeuwenoude bomen is het donker, maar dit deert de jongens niet. Ze kennen de
weg. Waarom die haast? Zijn ze op de vlucht of zijn ze onderweg naar een nieuwe
opdracht?
Rechts voor hen uit, in
het Van Starkenborghkanaal dat evenwijdig loopt aan het fietspad, vaart een
zwaarbeladen binnenschip. De boeggolven klotsen over de gangpaden. Dit is hun
geluk. Net op tijd halen de jongens het schip in. Hijgend van de inspanning
zetten ze hun fietsen tegen een dikke boom. De grootste van de vijf springt
over de smalle sloot, die de Eeuwige Jachtvelden afschermt van het fietspad. De
anderen volgen. Een jongen zakt tot zijn enkels in de zwarte, stinkende modder.
Het deert hem niet. Ze moeten verder.
Tijgerend over het
terrein sluipen ze van de ene honderd jaar oude steen naar de volgende. Ze
verschuilen zich voor een onzichtbare vijand. Een enkele steen staat scheef weggezakt
in het hoge gras. De letters zijn onleesbaar geworden. Groen mos op het
graniet. Er is geen leven, het enige dat ze horen is een hamerende specht ergens
hoog in een boom.
Ze wachten op de volgende
trein. Die moet eerst gepasseerd zijn, voordat ze binnen in de dikke betonnen
pijlers als in een schoorsteen naar boven kunnen klimmen. Een kwartier later
schuifelen ze over de stalen constructie naar het midden van de spoorbrug. Ze
wachten op elkaar, willen samen deze laatste opdracht doen. Hun tenen steken
over de rand. De grootste jongen geeft een teken. Met opgeheven armen storten
ze zich in de diepte. Hoestend en proestend komen ze boven. Ze zwemmen naar de
kant.
Zij zijn de Zwarte
Panters.
Voorovergebogen over zijn
stuur zwoegt hij in de vierde versnelling tegen de wind en regen in. Vandaag is
de Peizerweg langer dan anders. Hij ontwijkt de gaten en de boomwortels in het
fietspad. Hij fietst dwars door de grote plassen. Alleen zijn voeten worden
nat. Hij heeft maatregelen getroffen. Een oude man haalt hem gemakkelijk in. Vroeger
zou hij dat niet gepikt hebben, maar tegen de e-bikes kan hij niet op.
Op de drie onderste
treden van de trap staat please, watch,
your step. In zijn linkerhand draagt hij zijn laptoptas, in zijn
rechterhand zijn toegangspasje. Hij heeft zijn regenjas halfopen geritst. Het regenwater
loopt in straaltjes van zijn kleding. Bovenaan de trap heeft hij 1,8 calorieën
verbrand. Hij glimlacht. Hij weet wel beter. Bij de reling langs de galerij staat
hij even stil. Hij kijkt om zich heen en dan naar beneden. Onopvallend steekt
hij zijn tenen over de rand. Hij sluit zijn ogen, in gedachten heft hij beide
armen op en stort zich in de diepte.
Hij blijft een Zwarte Panter.
Ach wat leuk, ik was dankzij jou weer terug in mijn oude buurt.
BeantwoordenVerwijderenNee, niet als Zwarte Panter, ik was toen al wat jaartjes ouder en woonde op een bovenwoninkje in de Reigerstraat. Mijn toenmalige vrijer woonde in de flat aan de Peizerweg.
Inmiddels ben ik zo'n type dat jou fietsend inhaalt ...
Ik weet dat je in de Professorenbuurt hebt gewoond :-)
Verwijderenof eigenlijk in de Korrewegwijk.
VerwijderenJa, dat laatste spreekt me meer aan.
BeantwoordenVerwijderen